Dinsdagmorgen, toch wat zenuwachtig. Ga ik op tijd zijn? Gaan we goed opgevangen worden? En wat als we moeten helpen?! In het Noors dan?!
Nodeloze zorgen. Een vriendelijke man stelde zichzelf voor als Erik (geen meester Erik) en zo begon een verrijkende fieldworkperiode.
Hij liet ons onszelf voorstellen in de klas. Isabel begon, als een Noorse spraakwaterval met mooie rollende "r". Daarna was het Neus (Nee-oes, voor diegenen die het vorige bericht niet gelezen hebben) haar beurt en ook zij probeerde het in het Noors. Dan ik, wat verveeld: "Eh, hi I'm Debbie and I don't speak any Norwegian..." Erik glimlachtte en haalde de wereldkaart boven en toonde Zwitserland, Spanje en België.
Nadat de kinderen de letter 'd' ingeoefend hadden en wij onze ogen uitkeken, volgde de 'middagpauze', ook al was het nog maar 10u30. Het tweede deel van de dag stond wiskunde op het dagplan. De kinderen leerden (nu nog maar) hoe ze vanaf 6 moesten aftrekken. En dan gebeurde het: nadat Erik de kinderen hun werkblaadjes liet invullen en ik een meisje zag sukkelen, kwam het leerkachtengevoel naar boven. Tijdens de les had ook ik goed opgelet, en zo de cijfers van 0 tot 10 geleerd. Min is 'minus', plus is 'plus' en meer heb je niet nodig! Dacht ik. Na wat getwijfel -ga ik dat meisje niet in de war brengen?- probeerde ik alvast: Fem minus toe? (5 - 2?) Uiteindelijk heb ik het na een 10-tal oefeningen uit handen moeten geven, ze bleef plus en min door elkaar slaan, maar ik had dan toch mijn eerste lesje in het Noors gegeven...
Het schoolleven in de Tonsenhagenskole is helemaal anders dan bij ons in België, maar daar ga ik niet veel over schrijven, wil ik er geen meterslange blog op nahouden (dus heb ik het niet over het feit dat Erik op z'n knieën ging zitten om de kinderen elke morgen en middag een hand te geven, dat de kinderen hier erg onafhankelijk zijn, dat er geen hekken of beschutting rond de speelplaatsen staan, dat kinderen op skilatten naar school komen, dat ze het hier jammer vinden dat de nadruk van het lesgeven nu op wiskunde en taal ligt, heb ik het ook niet over het feit dat de meeste dagen eindigen om 13u30, behalve woensdag: dan hebben ze een halve dag: 12u30, dat leerkrachten elkaar lesgeven, ...). Toen we op de weekplanning keken zagen we dat er élke donderdag een buitendag gepland wordt, wat in de winter vertaald wordt als 'skidag'. Mijn ogen glinsterden. Zouden wij dan ook mee mogen? 'So if you would like to join us into the woods on Thursday...' Jaha!
Woensdag zagen we de kinderen bezig tijdens een soort doorschuifsysteem bij Erik. Tijdens de 'middagpauze' kwamen kinderen uit de andere groep erbij zitten en opnieuw mochten we onszelf voorstellen en daar hadden we het weer: Isabel en Neus in het Noors, ik in het Engels. Dat wilde ik niet nog een derde keer meemaken, dus vanaf die dag kan ik me voorstellen in het Noors. Maar veel verder dan een 'Ik heet Debbie, Jeg hetter Debbie, ik kom uit België, jeg kommer fra Belgia, ik spreek geen Noors, jeg snakker ikke Norsk.' gaat het niet.
Die avond werden de Belgen en Dora Hongarije uitgenodigd bij Marilen voor een beloofde, typische Zwitserse rösti. Tijdens de uiteenzetting over Zwitserland vroegen enkelen van ons hoe het mogelijk was dat aardappelsnippers zonder enige toegevoegde stof aan elkaar konden plakken en zo een aardappelschijf (lijkt op een dikke pannenkoek) vormden. Daarop zei Marilen dat ze ons wel een kijkje gunde in de wondere wereld van de rösti en dus trokken we woensdagavond naar haar keukentje, dat zich bevindt op de 12de verdieping van een van de studentenhuizen. Het uitzicht over de stad, dat je ook vanuit haar kamer kan bewonderen, is eentje om stikjaloers op te zijn.
Slaperig trok ik donderdagmorgen naar de bus en de school. Erik begroette me opnieuw glimlachend en vertelde dat hij de dag ervoor schoenen had gevonden in maatje 39. Mijn outfit was compleet: schoenen, latten, sticks en een warm sneeuwpak (en dat allemaal mogen lenen van de school). Zo trokken de 3 leerkrachten met de 56 kinderen, met nog 3 extra grote erachteraan, naar het woud.
Zo enthousiast we alledrie voorheen waren, zo onwennig schoven we op onze latten langs de besneeuwde bomen en ploeterende kinderen. Aangezien het devies hier 'learning by doing' luidt, lieten we de kinderen dan ook ploeteren (grotendeels omdat we zelf heel wankel op onze voeten stonden). En daar was ze dan, onze eerste afdaling van welgeteld 3 lange meters. Één voor één vielen we en gierden we het uit en dit bleef ook voor de kinderen niet onopgemerkt. Ik kan niet meer tellen hoe vaak ik in de diepe sneeuw ben beland, maar de reactie van de kinderen was hartverwarmend. Het begon met rare gezichten ('Kunnen die dat nu echt niet of doen ze maar alsof?'), daana kwamen de geniepige lachjes ('Phihihihi'), de 'ik-zal-eens-laten-zien-hoe-gemakkelijk-het-is' kunstjes en uiteindelijk de helpende handjes die breedglimlachende kinderen ons aanboden.
Erik had hout gesprokkeld en begon een vuur te maken. Na het fluitsignaal van één van de juffen kwamen de 56 kinderen uit alle uithoeken van het woud aangekropen en gegleden, om hun lunch boven te halen. Zij die wilden, konden hun worstjes of broodjes roosteren in het vuur. (Hou in je achterhoofd dat het hier om kindjes uit het 1ste leerjaar gaat.) Er werden stokken gezocht, waaraan punten werden geslepen en het stokje ging dan in het vuur. Vele worstjes heb ik in dat vuur zien verdwijnen en enkele broodjes kwamen zwartgeblakerd naar de eigenaar terug. Maar geen beteuterde gezichtjes: van die zwarte stukjes en de asse krijg je immers een mooie zangstem... (wat je kinderen al niet kan wijsmaken... en dat werkt dan ook nog!)
Mijn slaperige gevoel van de voorbije dagen was op slag verdwenen, net als de sneeuw voor het schoolgebouw door de zon weggesmolten was. Dit was één van de meest 'Noorwegenste' dagen die ik beleefd heb. En ik zou het best gewoon kunnen worden.
Marilen toonde me die namiddag de weg naar een goedkoop fruit- en groentewinkeltje 'om de hoek', in een gezellig straatje in Grønland. En ohja, de fruitjes zijn lekker...
Vandaag volgde er een bespreking over onze observatiestage op onze campus. Daarna was het de hoogste tijd om nog eens wat van de cultuur proeven. Samen met andere internationale studenten gingen enkele van onze klas naar het Vigelandmuseum (het atelier van dé beeldhouwer van hét park in Oslo, dat ene met de vele beelden, 214 om precies te zijn). Sommige van Vigelands beelden zijn heel aangrijpend en puur. Ongecencureerd ook. Zoals de voorlaatste boom in de 'cirkel van het leven'. Het werk bestaat uit een hele rij levensbomen die het leven van de mens van z'n geboorte tot z'n dood weergeeft. In de voorlaatste boom zit een oude man die zijn handen uit frustratie om de takken heeft gekneld en met een verschrikt en woedend gezicht schreeuwt naar het skelet, de dood, in de laatste boom. Ook al was de schreeuw niet te horen, ze raakte me tot op het bot.
1/3 voorbij. Echt?
Echt...